Begeleiding boringen en sonderingen
Hier vind je de meest gestelde algemene vragen
Wat zijn de gevolgen voor boringen, sonderingen en het plaatsen van peilbuizen wanneer deze in OO verdacht gebied plaatsvinden?
De locatie van de boringen, sonderingen en/of peilbuizen zullen vooraf aan het plaatsen moeten worden gecontroleerd door minimaal een OCE-deskundige. De locaties kunnen door middel van een oppervlaktedetectie worden vrijgegeven tot een diepte van 4,5 meter -mv. Indien een object wordt waargenomen wordt in de nabijheid een “schoon” punt gezocht waar eventueel wel veilig de boring, sondering en/of peilbuis kan worden uitgevoerd. Er wordt dus een nul-meting uitgevoerd, er wordt niet specifiek gedetecteerd naar CE.
​
Indien er boringen, sonderingen en/of peilbuizen dieper dan 4,5 meter moeten worden gezet, dient door middel van een sondeer/magnetometerconus magnetometersonderingen geplaatst tot de gewenste diepte. Na het plaatsen van een magnetometersonderingen en indien er geen verdacht object is waargenomen, kan binnen de vrijgegeven straal op veilige wijze de boring, sondering en/of peilbuis worden geplaatst. Een onderzoek dieper dan 4,5 meter -mv is meestal alleen noodzakelijk indien de locatie verdacht is op afwerpmunitie. Daarnaast heeft een detectie met een magnetometerconus alleen nut bij de detectie naar afwerpmunitie van 50 kg/100 lbs of groter.
Wat is een verkort projectplan?
Een verkort projectplan is een projectplan speciaal voor het controleren van boorpunt-, sondeer- en peilbuislocaties conform hoofdstuk 6.7 van de WSCS-OCE. Het verkorte projectplan dient ter kennisgeving te worden aangeboden aan de gemeente waarbinnen de werkzaamheden plaats vinden. Een verkort projectplan mag niet worden gebruikt voor reguliere opsporingswerkzaamheden.
Waarvoor dient een verkort projectplan?
Een verkort project is een projectplan speciaal voor het controleren van boorpunt-, sondeer- en peilbuislocaties conform hoofdstuk 6.7 van de WSCS-OCE. Het verkorte projectplan dient ter kennisgeving te worden aangeboden aan de gemeente waarbinnen de werkzaamheden plaats vinden. Een verkort projectplan mag niet worden gebruikt voor reguliere opsporingswerkzaamheden.
Wat staat er in een verkort projectplan omschreven?
In het verkort projectplan staat minimaal omschreven:
-
De opdracht
-
Communicatie (intern en extern)
-
Aansprakelijkheden
-
Wijze van uitvoering
-
Registratie meetgegevens
-
De te gebruiken meetapparatuur
-
Werktekening met de te onderzoeken locaties
Is een verkort projectplan een bindend document?
Nee, een verkort projectplan is geen bindend document. Het projectplan omschrijft de werkwijze die noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden en wordt gebruikt door de werknemers in het veld
Wat houdt een begeleiding van boringen en/of sonderingen in?
De locatie van de boringen, sonderingen en/of peilbuizen zullen vooraf aan het plaatsen moeten worden gecontroleerd door minimaal een OCE-deskundige. De locaties kunnen door middel van een oppervlaktedetectie worden vrijgegeven tot een diepte van 4,5 meter -mv. Indien er boringen, sonderingen en/of peilbuizen dieper dan 4,5 meter moeten worden gezet, dient door middel van een sondeer/magnetometerconus magnetometersonderingen geplaatst tot de gewenste diepte. Na het plaatsen van een magnetometersonderingen en indien er geen verdacht object is waargenomen, kan binnen de vrijgegeven straal op veilige wijze de boring, sondering en/of peilbuis worden geplaatst. Een onderzoek dieper dan 4,5 meter -mv is meestal alleen noodzakelijk indien de locatie verdacht is op afwerpmunitie. Daarnaast heeft een detectie met een magnetometerconus alleen nut bij de detectie naar afwerpmunitie van 50 kg/100 lbs of groter.
Wat mag niet worden uitgevoerd tijdens het begeleiden van boringen, sonderingen en het plaatsen van peilbuizen?
Tijdens het begeleiden van boringen, sonderingen en het plaatsen van peilbuizen mag niet worden uitgevoerd:
-
benaderwerkzaamheden
-
een computerondersteunde/non-realtime detectie
-
een analoge/realtime detectie groter dan ca. 1 m2, overeenkomend met 1 boring, sondering of peilbuis.
Wat hield hoofdstuk 6.7 van de WSCS-OCE in?
Hoofdstuk 6.7 van de WSCS-OCE houdt het controleren van boorpunt-, sondeer- en peilbuislocaties in door middel van het uitvoeren van oppervlaktedetectie. Indien een object wordt waargenomen wordt in de nabijheid een “schoon” punt gezocht waar eventueel wel veilig de boring, sondering en/of peilbuis kan worden uitgevoerd. Er wordt dus een nul-meting uitgevoerd, er wordt niet specifiek gedetecteerd naar CE.
Vallen proefgaten en/of proefsleuven ook onder begeleiding zoals vermeld stond in hoofdstuk 6.7 van de WSCS-OCE?
Nee. Bij het controleren van proefgaten en/of proefsleuven gaat het niet meer om boorpunt-, sondeer- en peilbuislocaties. Proefgaten kleiner dan 1 m2 kunnen in een verkort projectplan worden opgenomen als boorpunt. Echter gaat dit niet op voor proefsleuven. Hiervoor dient een standaard projectplan te worden opgesteld, omdat hier voor een groter gebied oppervlaktedetectie wordt uitgevoerd.
Wat is het verschil tussen begeleiden sonderingen en dieptedetectie van bijvoorbeeld funderingspalen?
Binnen de branche is tussen de bedrijven onderling afgesproken dat het plaatsen van sonderingen ten behoeve van het opnemen van kleef en weerstand ook met een verkort projectplan mogen worden uitgevoerd. Officieel omschrijft de WSCS-OCE in hoofdstuk 6.7 alleen een methode door middel van oppervlaktedetectie voor. Omdat we hier te maken hebben met het doen van een nul-meting, is besloten om ook het doen van gehele sonderingen onder hoofdstuk 6.7 van de WSCS-OCE te laten vallen. Er wordt dus niet gekeken of we te maken hebben met CE.
​
Bij het uitvoeren van dieptedetectie ten behoeve van bijvoorbeeld funderingspalen wordt wel gekeken of we te maken hebben met een mogelijk CE. Hierdoor kan niet onder het mom van hoofdstuk 6.7 een verkort projectplan worden opgesteld, waaronder de werkzaamheden worden uitgevoerd. Immers wordt er nu geen nul-meting uitgevoerd.