top of page

Algemeen

Hier vind je de meest gestelde algemene vragen

​Wat is de WSC-OCE?

WSCS-OCE staat voor WerkveldSpecifiek CertificatieSchema voor het SysteemCertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE) en bevat de proceseisen voor vooronderzoek en opsporing van conventionele explosieven (CE). Het WSCS-OCE is op 13 november 2020 vervangen door het CS-OOO.

​

De belangrijkste wijzigingen in de CS-OOO ten opzichte van de WSCS-OCE zijn:

  • Het vooronderzoek maakt geen deel meer uit van de CS-OOO. Hiervoor is binnen de branche een vrijwillig certificatieschema in het leven geroepen: het CS-VROO

  • Begeleiding van boringen en sonderingen, zoals omschreven in hoofdstuk 6.7 van het WSCS-OCE is niet meer opgenomen in het CS-OOO

  • Projectplannen hoeven niet meer door het Bevoegd Gezag van een gemeente te worden ondertekend. Binnen de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is hierop gereageerd. De bij de VEO (Branchevereniging Vereniging Explosieven Opsporing) aangesloten bedrijven hebben een mandaat ondertekent, waarbij zij zichzelf verplichten het projectplan bij de VNG aangesloten gemeenten door het Bevoegd Gezag te laten ondertekenen.

  • het is niet nodig om een beveiligde graafmachine bij benaderwerkzaamheden in te zetten. Uitzondering hierbij is het laagsgewijs ontgraven van verstoord gebied. Hierbij moet een beveiligde graafmachine worden ingezet. Bij het uitvoeren van benaderwerkzaamheden moet wel de veiligheid garant staan.

​Wat is de BRL-OCE?

De BRL-OCE (Bedrijfsrichtlijnen voor het opsporen van Conventionele Explosieven) is de voorloper van de WSCS-OCE en is in juli 2012 vervangen. Er zijn ten opzichte van de WSCS-OCE een aantal veranderingen doorgevoerd voor vooronderzoeken en opsporing. Voor vooronderzoeken die voor die periode zijn opgesteld wordt geadviseerd om hiervoor een update te laten uitvoeren, zodat deze voldoen aan de huidige WSCS-OCE.en van verstoord gebied. Hierbij moet een beveiligde graafmachine worden ingezet. Bij het uitvoeren van benaderwerkzaamheden moet wel de veiligheid garant staan.

​

Waarvoor dient de CS-OOO?

De CS-OOO dient ervoor om te zorgen dat gecertificeerde bedrijven zich houden aan bepaalde voorschriften om de kwaliteit te waarborgen bij opsporingswerkzaamheden. In het CS-OOO wordt (niet uitputtend) voorgeschreven op welke wijze opsporingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd en waaraan deze opsporingswerkzaamheden moeten voldoen.

Waaruit bestaat de CS-OOO?

In het CS-OOO zijn de volgende proceseisen opgenomen:

  • Opsporingsproces

  • Deelgebieden voor certificatie

  • Deskundigheid van personeel

  • Technische eisen (bijlagen bij het CS-OOO)

  • Eisen aan de bedrijfsorganisatie

Welke deelgebieden zijn er en wat is een deelgebied?

Het CS-OOO kent momenteel twee deelgebieden, namelijk deelgebied A (opsporing) en deelgebied B (civieltechnische ondersteuning).

Op grond van artikel 4.10 van het Arbobesluit geldt een certificatieplicht voor het opsporen van ontplofbare oorlogsresten (explosieven).

Deelgebied A (opsporen) omvat alles in het CS-OOO met uitzondering van de civieltechnische ondersteuning.

Deelgebied B (civieltechnische ondersteuning) omvat alles in het CS-OOO, met uitzondering van de ontheffing Wet Wapens en Munitie, detectie- en meetapparatuur, detectieonderzoek, lokaliseren, identificeren, veilig stellen ontplofbare oorlogsresten, overdracht aangetroffen oorlogsresten en oplevering.

Wat is deelgebied A van het CS-OOO?

Deelgebied A (opsporen) omvat alles in het CS-OOO met uitzondering van de civieltechnische ondersteuning.

Wat is deelgebied B van het CS-OOO?

Deelgebied B (civieltechnische ondersteuning) omvat alles in het CS-OOO, met uitzondering van de ontheffing Wet Wapens en Munitie, detectie- en meetapparatuur, detectieonderzoek, lokaliseren, identificeren, veilig stellen ontplofbare oorlogsresten, overdracht aangetroffen oorlogsresten en oplevering.

Wanneer dient er een vooronderzoek te worden uitgevoerd?

Het opstellen van een vooronderzoek is geen verplichting, omdat deze ontbreekt in de CS-OOO, en mag in principe door een ieder worden uitgevoerd. Om toch een gedegen en kwalitatief hoog onderzoek uit te kunnen laten voeren heeft de branche een vrijwillig certificaat bedacht, het CS-VROO. Diverse bedrijven binnen de branche zijn CS-VROO gecertificeerd.

Het nadeel van het niet opstellen van een vooronderzoek is dat men dan uit moet gaan van een worst case scenario. Het onderzoeksgebied wordt in dergelijk geval als verdacht aangemerkt op alle soorten munitieartikelen die kunnen voorkomen. Dat houdt in dat de kosten voor de detectie en voornamelijk de benaderwerkzaamheden (mogelijk) relatief hoog kunnen zijn tegenover de kosten voor het opstellen van een vooronderzoek. Daarnaast kan een vooronderzoek ook bepalen of er binnen een onderzoeksgebied de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten (explosieven) nihil is.

Is een vooronderzoek verplicht om uit te voeren?

Het opstellen van een vooronderzoek is geen verplichting. Het nadeel van het niet opstellen van een vooronderzoek is dat men dan uit moet gaan van een worst-case scenario. Het onderzoeksgebied wordt in dergelijk geval als verdacht aangemerkt op alle soorten munitieartikelen die kunnen voorkomen. Dat houdt in dat de kosten voor de detectie en voornamelijk de benaderwerkzaamheden relatief hoog kunnen zijn tegenover de kosten voor het opstellen van een vooronderzoek. Daarnaast kan een vooronderzoek ook bepalen of er binnen een onderzoeksgebied de aanwezigheid van conventionele explosieven nihil is.

Is een (projectgebonden) risicoanalyse verplicht om uit te voeren?

Een (projectgebonden) risicoanalyse (RA) is geen verplichting om uit te voeren. In sommige gevallen is een RA ook overbodig om op te stellen. Wanneer de onderzoekslocatie tussen de Tweede Wereldoorlog en nu geen veranderingen heeft ondergaan, kan het opstellen van een RA overbodig zijn. Immers wordt de uitkomst van de RA dat er een opsporingswerkzaamheden moet worden uitgevoerd, omdat er geen contra-indicaties binnen het onderzoeksgebied aanwezig zijn.

​

De RA kan wel bepalen dat de toekomstige civieltechnische werkzaamheden anders moeten/kunnen worden uitgevoerd, zodat er geen hinder wordt ondervonden van de mogelijk aanwezige ontplofbare oorlogsresten. Ook indien er naoorlogs veranderingen in een gebied hebben plaats gevonden is het niet altijd noodzakelijk om een RA op te stellen. Het opstellen van een Pragmatisch Opsporingsanalyse (POA) is dan vaak al voldoende om de naoorlogse veranderingen in kaart te brengen.

Is een pragmatische opsporingsanalyse verplicht uit te voeren?

Een pragmatisch opsporingsadvies (POA) is geen verplichting om uit te voeren. In sommige gevallen is een POA ook overbodig om op te stellen. Wanneer de onderzoekslocatie tussen de Tweede Wereldoorlog en nu geen veranderingen heeft ondergaan, is het opstellen van een POA overbodig. Immers wordt de uitkomst van de POA dat er een explosievenonderzoek moet worden uitgevoerd, omdat er geen contra-indicaties binnen het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Het opstellen van een Pragmatisch Opsporingsadvies kan zorgen voor het verkleinen van het opsporingsgebied indien er voldoende gegevens voorhanden zijn van de naoorlogse veranderingen. Denk hierbij aan hoogtekaarten, bestekstekeningen, revisietekeningen, etc.

Is een onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten verplicht?

Conform de Arbowet artikel 10 dient een opdrachtgever of werkgever te zorgen voor een veilige werkomgeving. Bij veel projecten wordt standaard een bodemonderzoek gedaan om bodemvervuiling te achterhalen om op deze manier op voorhand maatregelen te treffen die de veiligheid voor werknemers en omgeving garanderen. Bij ontplofbare oorlogsresten (explosieven) is dit helaas nog niet gestandaardiseerd. Vaak worden opdrachtgevers door aannemers erop gewezen of wordt er bij de werkzaamheden spontaan een explosief aangetroffen, die op dat moment niet zorgt voor een ongeval.

Om het risico van een spontane vondst te verkleinen is het advies een vooronderzoek op te stellen. Bij een vooronderzoek wordt met feiten getracht te achterhalen of er binnen de contouren van een onderzoeksgebied een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van ontplofbare oorlogsresten. Wanneer een (deel van een) onderzoeksgebied als verdacht wordt beschouwd, dan dienen er  opsporingswerkzaamheden te worden uitgevoerd. Indien een gebied als niet-verdacht wordt beschouwd, dan wil dat uiteraard niet zeggen dat er in niet-verdachte gebied geen ontplofbare oorlogsresten kunnen worden aangetroffen. Immers wordt een vooronderzoek gebaseerd op feiten. Vondsten tijdens civieltechnische werkzaamheden in niet-verdacht gebied worden vaak beschouwd als een toevalsvondst.

Overigens eist de inspectie van SZW dat er voor ieder project waarbij de bodem wordt geroerd vooraf een vooronderzoek wordt uitgevoerd.

Wat houdt de Arbowet artikel 10 exact in?

Conform de Arbowet artikel 10 dient een opdrachtgever of werkgever te zorgen voor een veilige werkomgeving. Bij veel projecten wordt standaard een bodemonderzoek gedaan om bodemvervuiling te achterhalen om op deze manier op voorhand maatregelen te treffen die de veiligheid voor werknemers en omgeving garanderen. Bij explosieven is dit helaas nog niet gestandaardiseerd. Vaak worden opdrachtgevers door aannemers erop gewezen of wordt er bij de werkzaamheden spontaan een explosief aangetroffen, die op dat moment niet zorgt voor een ongeval. Om het risico van een spontane vondst te verkleinen is het advies een vooronderzoek op te stellen.

In artikel 4.10, lid 2 wordt gesproken over “oriënterend onderzoek”. In lid 3 wordt er over gesproken dat wanneer uit het oriënterend onderzoek mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten niet kan uitsluiten er een “nader onderzoek” dient te worden uitgevoerd. Indien uit het “nader onderzoek” blijkt dat er gevaar blijkt te zijn voor de veiligheid of gezondheid van werknemers door de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, dan dienen er opsporingswerkzaamheden te worden uitgevoerd.

  • Oriënterend onderzoek kan worden gezien als het vooronderzoek

  • Een nader onderzoek kan worden gezien als een risicoanalyse of pragmatische opsporingsanalyse

 

Het betreffende artikel is te vinden op www.wetten.nl

Wie mogen opsporingswerkzaamheden uitvoeren?

Het opsporen van ontplofbare oorlogsresten wordt uitsluitend verricht door een bedrijf dat voor de te verrichten arbeid in het bezit is van een certificaat opsporen ontplofbare oorlogsresten dat is afgegeven door Onze Minister of een door hem aangewezen certificerende instelling. (Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.10, lid 5)

Waaruit bestaat een explosievenonderzoek/opsporingswerkzaamheden?

Om civieltechnische werkzaamheden binnen een verdachte gebied veilig te kunnen uitvoeren, dienen vooraf opsporingswerkzaamheden te worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten van het vooronderzoek, risicoanalyse en/of pragmatische opsporingsanalyse (indien voorhanden) en de toekomstig uit te voeren civieltechnische werkzaamheden wordt bepaald op welke wijze de opsporingswerkzaamheden het meest voordeligst en meest pragmatisch kan worden uitgevoerd, zonder dat hiermee de veiligheid in het geding komt.

​

Een explosievenonderzoek bestaat uit:

  • Quikscan (niet verplicht of noodzakelijk)

  • Vooronderzoek

  • Risicoanalyse of Pragmatische Opsporingsanalyse

  • Opsporingswerkzaamheden

  • ​

Opsporingswerkzaamheden bestaan uit:

  • Opstellen van het projectplan conform CS-OOO

  • Detectiewerkzaamheden:

    • Oppervlaktedetectie (realtime of non-realtime) en/of

    • Waterbodemdetectie en/of

    • Dieptedetectie (vaak bij verdachte gebieden en werkzaamheden dieper dan 4,5 meter -mv)

  • Opstellen detectierapportage (indien er niet direct benaderwerkzaamheden worden uitgevoerd)

  • Benaderwerkzaamheden van verdachte objecten in de (water)bodem

  • Opstellen van een proces-verbaal van oplevering

Welke informatie is er nodig om een explosievenonderzoek/opsporingswerkzaamheden uit te kunnen voeren?

Om een explosievenonderzoek uit te voeren is nodig:

  • Minimaal een vooronderzoek nodig dat is uitgevoerd conform de WSCS-OCE of CS-VROO:

    • Welke gebieden zijn verdacht

    • Op welk soort explosieven de locatie verdacht is

    • Tot welke diepte ten opzichte van het maaiveld/NAP is het gebied verdacht.

  • Het onderzoeksgebied dient bekend te zijn om de oppervlakte te kunnen bepalen.

  • Om de detectiemethode te kunnen bepalen is het in sommige gevallen ook van belang welke toekomstige werkzaamheden er gaan plaats vinden en op welke wijze deze worden uitgevoerd. Dit om te bepalen of er mogelijk dieptedetectie moet worden toegepast.

Wat is de meerwaarde van een aan de EVN of VEO aangesloten opsporingsbedrijf?

De brancheverenigingen EVN (Explosieven Veilig Nederland) en VEO (Vereniging van Explosieven Opsporingsbedrijven) zorgen voor het in stand houden en verbeteren van de regelgeving. Door lid te zijn van de EVN of VEO heeft een opsporingsbedrijf (deels) inspraak in de tekstuele omschrijvingen de worden opgenomen in de regelgeving. Een lid van de EVN of VEO is meer betrokken bij het tot stand komen van de regelgeving.

Hier vindt u de website van de brancheverenigingen: EVN of VEO

Wat is de EVN of VEO?

De brancheverenigingen EVN (Explosieven Veilig Nederland) en VEO (Vereniging van Explosieven Opsporingsbedrijven) zorgt voor het in stand houden en verbeteren van de regelgeving. Door lid te zijn van de VEO heeft een opsporingsbedrijf (deels) inspraak in de tekstuele omschrijvingen de worden opgenomen in de regelgeving. Een lid van de VEO is meer betrokken bij het tot stand komen van de regelgeving.

Hier vindt u de website van de brancheverenigingen: EVN of VEO

vraag 1
Anker 1
Anker 2
Anker 3
Anker 4
Anker 5
Anker 6
Anker 7
Anker 8
Anker 9
Anker 10
Anker 11
Anker 12
Anker 13
Anker 14
Anker 15
Anker 16
Anker 17
bottom of page